Wie als puber geregeld een jointje rookt, heeft op latere leeftijd een grotere kans schizofreen te worden. Een drie keer zo grote kans maar liefst, bleek uit onderzoek onder jongeren in Nieuw-Zeeland. Dat klinkt overigens indrukwekkender dan het is, want op zichzelf is de kans op schizofrenie niet zo verschrikkelijk groot – naar schatting een op de honderd mensen krijgt op een gegeven moment deze psychiatrische aandoening. Maar toch. Je ziet een puber dat risico niet graag eigenhandig verdrievoudigen.
En dat doet zo’n puber dus wel als hij geregeld de coffeeshop bezoekt, stelt Raymond Niesink, toxicoloog en onderzoeker bij het Trimbos-instituut. ‘Zeker als-ie voor zijn vijftiende begint. Wat dat betreft is cannabisgebruik eigenlijk pas na je 21ste verantwoord. Dan kan het nog altijd een acute psychose uitlokken, maar het vergroot je risico om schizofreen te worden in ieder geval niet meer.’
Niesinks stelligheid is nieuw in de wereld van het drugsonderzoek. Natuurlijk, niemand zal meer ontkennen dat er een verband is tussen cannabisgebruik en schizofrenie. Dat heeft epidemiologisch onderzoek de afgelopen jaren vaak genoeg aangetoond. Keer op keer bleek dat mensen die geregeld hasj of wiet roken, vaker een psychose krijgen.
Maar tot nu toe voegden de onderzoekers daar steeds braaf aan toe dat het geen oorzakelijk verband hoefde te zijn. Misschien hadden mensen met psychotische neigingen gewoon ook meer behoefte aan een hasjroes. Of hadden frequente cannabisgebruikers en schizofreniepatiënten iets anders met elkaar gemeen waarin de echte ziekteoorzaak school – zoals een traumatische jeugd.
Nee, zegt Niesink nu dus: het is het cannabisgebruik zélf dat de kans op schizofrenie vergroot. Dat concludeert hij uit de grote stapel neurobiologisch onderzoek die hij afgelopen tijd doorspitte met een neurobioloog van de Universiteit Utrecht. ‘Daarin hebben we aanwijzingen gevonden dat thc, de werkzame stof in cannabis, tijdens de puberteit structurele veranderingen kan veroorzaken in ons brein. Regelmatig hasj- of wietgebruik blijkt een verstorend effect te hebben op processen die in die periode in het brein plaatsvinden. En dat kan leiden tot afwijkingen die je ook bij schizofrenie ziet.’